Redactie
Redactie School 25 aug 2021
Leestijd: 18 minuten

School en ouders, een relatie met ups en downs.. Hoe maak je hem beter?

Vaak verloopt het contact tussen school en ouders prima. Maar soms staan ze als kemphanen tegenover elkaar. Toch hebben ze hetzelfde doel. Hoe komen beide partijen tot effectieve afspraken?

School en ouders, niet altijd feest

‘Soms is het heel frustrerend. Dan krijg je eerst een ouder die boos is dat we niet zo snel vervanging van een leerkracht hebben kunnen regelen. Een paar uur later klaagt iemand dat haar kind wordt gepest en dat wij daar niks aan doen. En terwijl je ondertussen alle moeite doet om het nieuwe schoolgebouw zo mooi mogelijk te maken, loopt een moeder bij je binnen die zegt dat het onveilig is dat de bovenraampjes open kunnen. Meestal vind ik het heerlijk dat ik schoolhoofd ben, maar op dat soort dagen word ik er vooral heel treurig van.’

Een roomboterschooltje

Kees Mos zit 29 jaar in het onderwijs en runt de twee basisscholen in de Westfriese gemeente Drechteland die samen ´t Skitteljacht vormen. Een ‘roomboterschooltje’ noemt een collega het regelmatig vriendelijk geringschattend. Geen grotestadsproblemen, nauwelijks een gekleurd kind te zien, doorgaans reële ouders. Maar dat betekent niet dat de leerkrachten fluitend naar hun werk kunnen. Er gaat behoorlijk wat tijd zitten in het te woord staan van lastige ouders. En dat geldt voor vrijwel elke school in Nederland. ‘Het is een dagelijkse energievreter. Voor mij en voor mijn docenten. Je doet je best, stopt veel tijd en aandacht in wat je doet. Maar het is zelden genoeg.’

Lisette Keus is leerkracht van groep 8 aan basisschool´De Westwijzer´ in Amstelveen. Ook al geen probleemschool. De meeste ouders zijn hoogopgeleid en gewend om eisen te stellen. En dat doen ze ook. ‘Wat ik vooral vervelend vind is als ouders mijn gezag ondermijnen. Zo had ik laatst een jongetje dat het niet makkelijk had met de leerstof. Hij moest er hard aan trekken en zijn ouders wisten dat. Op een gegeven moment begonnen ze zelfstandig in te grijpen in zijn taken. Zeiden tegen hem dat hij bepaalde toetsen niet hoefde te doen en geen spreekbeurt te houden.

Kind de dupe

Toen ik hen zei dat dat echt niet kon, werden ze boos. “Wij bepalen wat er met ons kind gebeurt,” zeiden ze. Hoe ik ook praatte, helpen deed het niets. Zelfs een gesprek met de directie zette geen zoden aan de dijk. Echte sancties heb je niet ten opzichte van ouders. Als ze per se hun zin willen doordrammen, is het enige dat je kunt doen hen adviseren om naar een andere school te gaan. Maar daar wordt het kind de dupe van en dat wil je ook niet.’

‘Ik zeg niet dat een ideale ouder een zwijgende ouder is,’ stelt Kees Mos. ‘Integendeel. Ik ben dol op ouders die zich met de school bemoeien, die actief zijn en geïnteresseerd in wat er in de klas gebeurt. Zij zijn onze inspiratie. Maar het uitgangspunt moet wederzijds vertrouwen zijn. En sommige ouders kunnen dat niet opbrengen. Vooral als er thuis moeilijkheden zijn, krijgen wij die op school nogal eens op ons bord. Hoe zielig ook, wij zijn niet de mensen die dat moeten oplossen. De school hoort een veilige plek voor het kind te zijn. Dat mag een ouder niet in gevaar brengen.’

Boos op leerkrachten

‘Ik wil gezien worden als een verantwoordelijke ouder en niet als iemand die handig is bij de uitvoering van activiteiten die de school gepland heeft,’ verzuchtte een vader tijdens een recente onderwijsconferentie. Hij schetste daarmee in een notendop de kern van de soms moeizame relatie tussen school en ouders.

Monique Bernhard herkent dat gevoel. Ze weet nog hoe geschokt zij en haar man Frank waren toen ze opeens te horen kregen dat zoon Max niet naar groep 3 zou gaan. ‘De juf van groep 1/2 had ons wel eens gezegd dat ze Max nog wat speels vond. Maar dat dat betekende dat ze hem langer liet kleuteren, had ze ons nooit verteld. Daar kwamen wij pas achter aan het eind van het tweede kleuterjaar. Wij voelden ons zo gepakt: denk je dat het goed gaat, blijkt dat niet zo te zijn.

Een hoop drek

Toen wij het er later nog eens met de juf over hadden, heeft ze toch een hoop drek over Max uitgestort. Niks was goed aan hem. Als zijn juf nou maar één keer had gezegd: “Sorry, ik moet het ook nog leren”, dan had ik nu niet met zo’n rotgevoel gezeten.’ Latere gesprekken met de directeur en de onderbouwcoördinator susten de zaak. ‘Zij legden uit waarom deze beslissing was genomen zonder Max op de slachtbank te leggen. Hadden we dat eerder gehoord, dan was er niets aan de hand geweest.’

Heleen Bos, moeder van de achtjarige Daisy, kijgt nog steeds een knoop in haar maag als ze de juf uit groep 3 tegenkomt. Daisy kwam met lezen in groep 3 niet verder dan AVI-1. Ondanks herhaalde waarschuwingen dat dyslexie in de familie voorkwam, bleef de leerkracht bij haar mening dat Daisy zich nog binnen de normale grenzen ontwikkelde en er dus geen reden was tot nader onderzoek. Toen Daisy in groep 4 nog geen vorderingen liet zien, namen haar ouders het heft in eigen hand. Ze lieten een extern onderzoek uitvoeren. ‘En wat denk je? Hartstikke dyslectisch. Hadden we naar de juf geluisterd, dan was er nu nog niets gebeurd.’ De juf nam ze hun actie niet in dank af. ‘Ze was boos omdat we haar deskundigheid in twijfel trokken.’

‘Het lijkt wel of scholen ouders zien als een stelletje vervelende zeuren.’ Ook Martine Johansen spreekt uit ervaring. Tot drie keer toe kwam ze in botsing met de school van haar zoons Arnold en Eddo. Het leerde haar hoe gevoelig scholen zijn voor kritiek. Overduidelijk werd dat toen Martine – nota bene naar aanleiding van een opmerking van de juf dat er mogelijk iets aan de hand was – vroeg of haar jongste zoon niet eens onderzocht zou kunnen worden door de schoolbegeleidingsdienst.

Puur een centenkwestie

‘De directeur vond dat niet nodig. Ik snapte dat niet omdat de juf het immers zelf had aangekaart. Toen ik daarover doorvroeg, werd hij ronduit venijnig. Ik moest me er maar bij neerleggen dat Eddo nooit zo goed zou zijn als Arnold. En het feit dat hij thuis zo lastig was, had waarschijnlijk niets met school te maken. Een werkende moeder had toch ook zijn keerzijden.’ Achteraf weet ze dat het puur een centenkwestie was: de school wilde niet zo’n duur onderzoek betalen. ‘Er waren zoveel verborgen agenda’s en dubbele lagen. Zeg dat dan gewoon! We waren er samen heus wel uitgekomen. Maar ga het niet afreageren op ouders. Dat is niet professioneel.’

Botsende belangen

Komen ouders van Venus en leerkrachten van Mars? Hun wederzijdse klaagzang doet vermoeden dat ze lijnrecht tegenover elkaar staan. Toch hebben beiden – als het goed is – hetzelfde doel: dat het goed gaat met het kind. Volgens de overheid zijn zij zelfs partners in de opvoeding. Ouders zijn daarvoor primair verantwoordelijk, maar de school heeft een specifieke taak bij de educatieve vorming. Een kind floreert als die twee goed samenwerken en elkaar aanvullen.

Althans, dat is de theorie. In de praktijk blijken er heel wat haken en ogen. Want niet iedereen is het met de overheid eens. Vinden ouders het vanzelfsprekend, docenten hebben zo hun twijfels over het nut van een partnerschap in de opvoeding. Zij zijn vooral bevreesd voor al het extra werk dat dat met zich mee zal brengen, blijkt uit onderzoek. Hoewel ze opvoeden wel als een schooltaak zien of zelfs als een voorwaarde om hun werk goed te kunnen doen, ervaren ze het als lastig en ondergeschikt aan hun eigenlijke vak: lesgeven.

Niet al te hoge pet op van ouders

Leerkrachten weten soms ook niet hoe ze met het partnerschap moeten omgaan. Ze zijn – net als ouders – onzeker over de opvoeding als gevolg van wegvallende sociale structuren met hun vanzelfsprekende waarden en normen en de opkomst van nieuwe culturen: wat leer je ze en hoe? Pedagogische verlegenheid, heet dat in wetenschappelijke termen. Daartegenover staat een kleine groep docenten die juist vindt dat zij de inspraak van ouders helemaal niet nodig hebben: zij zijn immers de professionals. Komt bij dat leraren een niet al te hoge pet op hebben van de opvoedkundige kwaliteiten van ouders: bijna tweederde vindt in een onderzoek van de KPC Groep uit 1999 dat ouders hier steken laten vallen en volgens bijna de helft schieten ouders daadwerkelijk tekort in de opvoeding van hun kinderen.

Geen goede communicatie

Maar zelfs als een school wel samen aan de slag wil, is dat ouders lang niet altijd duidelijk. Onderzoek uit 1998 wijst uit dat beide partijen elkaar nauwelijks spreken over opvoedingsvraagstukken hoewel daar aan beide zijden wel behoefte aan is. De meeste scholen geven niet aan welke pedagogische koers zij volgen, laat staan wat zij daarbij van ouders verwachten.

Onnodig te zeggen dat daaruit heel wat misverstanden voortkomen. Want hoe kun je het als ouder goed doen, als je niet eens weet wat er van je wordt verwacht? En hoe weet je of je het met de schoolse opvoeding eens bent als je niet op de hoogte bent van de normen die daarbij worden gehanteerd? Wordt daarover al bij het intakegesprek gesproken, dan kan op dat moment al blijken of partijen bij elkaar passen.

Slechte verstaanders

Samen een verantwoordelijkheid oppakken betekent dat je goed met elkaar moet communiceren. En daar zit ’m in de praktijk van veel scholen nou net de kneep: ouders en leerkrachten spreken een andere taal. De meeste klachten die worden ingediend bij de officiële klachtencommissies gaan dan ook elk jaar weer over onenigheid over opvoedmethoden en over misverstanden in de communicatie. Nu beschikt niet iedereen over communicatieve vaardigheden. Een tactloze opmerking, een blik, een houding: het is genoeg om de toon te zetten. Hoewel contact onderhouden een belangrijk onderdeel van hun werk is, worden leerkrachten daar meestal niet in getraind. Om van ouders nog maar te zwijgen.

Maar er is meer aan de hand. Ouders en leerkrachten realiseren zich vaak onvoldoende dat zij op een andere golflengte zitten. ‘Ouders verwachten van ons dat wij elk kind behandelen zoals zij dat met het hunne doen. Maar wij hebben klassen van dertig kinderen en een enorme berg werk te verzetten,’ verzucht leerkracht Lisette Keus.

Vergelijken met andere kinderen

Ouders zijn emotioneel zeer betrokken bij het wel en wee van hun kind en gericht op het hier-en-nu. Leerkrachten hebben het functioneren van de hele groep voor ogen. Zij bekijken de ontwikkeling vanuit een breder en langere termijn perspectief. ‘Elke ouder heeft het idee dat hij zijn kind beter kent dan wij. Dat is op zich ook zo. Alleen ziet een ouder het kind alleen in één-op-één-situaties. In een groep is een kind altijd anders. En daarnaast kunnen wij het kind beter vergelijken met andere kinderen,’ legt Keus uit.

Soms leidt die professionele afstand echter tot een gebrek aan inleving in de situatie van ouders. Monique Bernhard: ‘Ze vergeten dat het wel gaat om het dierbaarste dat je hebt.’ Kritiek daarop tast de natuurlijke loyaliteitsband aan die tussen ouders en kinderen bestaat. Lisette Keus heeft dat in de loop van haar achtjarige loopbaan vaak genoeg gemerkt. ‘Ouders worden lastig als ze zich aangevallen voelen. Omdat hun kind het belangrijkste in hun leven is, is dat ook hun achilleshiel. Zodra het moeilijk gaat, schieten ze in de verdediging. Dat is bijna een automatisme. Omdat ze hopen dat het probleem bij jou en dus niet bij het kind ligt. “Geef het meer werk,” zeggen ze dan. Of juist “Jullie overwerken hem, daarom presteert hij niet goed.”’

Mug een olifant

Helaas begrijpt niet elke leerkracht dat zo’n houding een logische, bijna natuurlijke reactie is van ouders op een aanval op hun jong en dat hij ze even moet laten begaan. Sommigen raken geïrriteerd, denken dat ouders het probleem bagatelliseren en dikken het daarom nog maar eens extra aan. Waarop ouders weer reageren en binnen de kortste keren de mug een olifant wordt.

Omgaan met kritiek is doorgaans ook niet juf’s sterkste kant. Hun klas is hun toko waarin zij het voor het zeggen hebben. Betrokkenheid wordt soms te snel uitgelegd als bemoeizucht. Vooral voor jonge, onzekere leerkrachten kan een onschuldige, licht kritische opmerking aankomen als een mokerslag. Bovendien voelt een derde van de leerkrachten zich soms onterecht aangevallen: krijgen zij de schuld van iets dat thuis mis gaat.

Voor de liever vrede

Leerkrachten vergeten ook wel eens dat hun verhouding met ouders geen gelijkwaardige is. Ouders beginnen de gesprekken vaak met een enorme kennisachterstand: wie weet precies hoe de leermethoden in elkaar steken en welk niveau een kind moet hebben? Bovendien zijn ouders veel afhankelijker van de juf dan zij van hen. Ze houden hun mond voor de lieve vrede of omdat ze bang zijn dat het anders negatieve gevolgen zal hebben voor hun kind.

Andersom zijn ouders ook niet altijd even aardig voor leerkrachten. Was vroeger de onderwijzer een notabele wiens gezag door iedereen werd erkend, tegenwoordig zijn ouders vaak minstens zo hoog opgeleid. Ze zijn mondiger, kritischer geworden, nemen niet meer alles wat de meester zegt voetstoots aan. Zij voelen zich klant van de school en vanuit die positie gerechtigd om vraagtekens te zetten bij het werk van de leerkracht. En daarin slaan sommigen door: ‘Ouders zien ons niet altijd voor vol aan. “Wat verdien jij nou helemaal in de maand?” vraagt zo’n dikbetaalde ouder dan.

Moeders lastiger dan vaders

En daar bedoelt hij mee dat ik in zijn ogen weinig voorstel,’ klaagt Keus. Kees Mos constateert dat de eisen toenemen naarmate de ouders hoger zijn opgeleid. ‘En er is een sexeverschil. Moeders zijn in de regel lastiger dan vaders. Vaders zijn vaak wat reëler, wat gemoedelijker. Ze zeggen ook vaker “Ach, ik was vroeger ook ongeconcentreerd en onrustig.” Ze maken zich minder zorgen dan moeders. En hebben niet zo snel de neiging om de problemen buiten het gezin te leggen. Moeders hebben sneller het mes op tafel, eisen dat jij de antwoorden hebt.’

Wat leerkrachten vooral steekt is dat buitenstaanders nauwelijks zien hoe hard ze werken. Keus: ‘We doen altijd meer dan in ons contract staat. Ik ken geen collega die niet net als ik tot laat op school is, bezig een kind bij te werken of iets anders extra’s te doen.’

De kloof te lijf

Het onderwijs is druk bezig om de contacten met ouders te verbeteren. Naast schoolcontactfunctionarissen, assistenten ouderbetrokkenheid, schoolouderlokalen, speciale themabijeenkomsten en koffieochtenden worden tegenwoordig ook twee andere instrumenten ingezet: mediation en het schooloudercontract. Maar een uitgewerkt ouderbeleid, waarin wordt aangegeven wat ouders en school van elkaar mogen verwachten en hoe de school ouders ziet (als klant, belanghebbende, praktisch hulpje, kanaal naar het kind of als partner in de opvoeding) is op de meeste scholen nog een illusie.

Daarom zullen ouders zelf het initiatief moeten nemen om hun belangen en die van hun kind zo goed mogelijk te behartigen. Een instrument uit onverwachte hoek kan ze daarbij te hulp komen. Ingrid Holla, voormalig algemeen directeur van Focus Nederland voor loopbaanbegeleiding en outplacement én moeder van twee dochters van 11 en 8, maakt in haar contacten met leerkrachten met succes gebruik van een techniek die zij in haar werk hanteert bij conflictoplossing en coaching. Deze coachingsmethodiek maakt een zakelijke aanpak mogelijk. Het omvat vier stappen:

  1. Definitie van het probleem: er is een probleem dat om een oplossing vraagt (bijvoorbeeld een leesachterstand).
  2. Inzicht verkrijgen: het probleem wordt van alle kanten besproken en er wordt doorgevraagd naar de mogelijke oorzaken. Een leesachterstand als gevolg van dyslexie vraagt om een totaal andere aanpak dan wanneer sprake is van faalangst.
  3. Oplossingen inventariseren: de verschillende mogelijke opties die leiden tot een oplossing worden in kaart gebracht.
  4. Actie: er wordt een plan gemaakt hoe de zaak zal worden aangepakt. Door tussentijds te evalueren wordt bekeken of actie A vruchten afwerpt. Zo niet, dan kan worden overgegaan op actie B. Ook wordt afgesproken wie welke actie op zich neemt (bijvoorbeeld de remedial teacher leest twee keer per week met het kind en de ouders elke dag 15 minuten). Op deze manier hebben beide partijen houvast en werken zij samen aan het vooraf vastgestelde gewenste resultaat (bijvoorbeeld in groep 4 minimaal AVI-4).

Allochtone ouders en school

Atty Huijzer geeft les op de Narcis Queridoschool in Amsterdam. Veertien nationaliteiten zitten er op school, middenin een wijk waar ‘je alleen gaat wonen als je echt niet anders kan’. Huijzer’s probleem ligt niet zozeer in de áánwezigheid, maar in de áfwezigheid van ouders. ‘Er is een grote groep ouders die nooit op school komt. Die niet werkelijk geïnteresseerd zijn in de scholing van hun kinderen, die tegen ons zeggen “Hier is hij, los het maar op.”

Dat is ook de groep die vindt dat we strenger moeten straffen. Turken en Marokkanen vooral, die het onbegrijpelijk vinden dat wij niet slaan. We proberen dat wel uit te leggen, maar we gaan er niet over onderhandelen. In school geven we opvoedingscursussen waarin we uitleggen hoe het grootbrengen van kinderen in Nederland werkt. Het lastigste probleem is de emancipatie. Jongens worden thuis behandeld als goden. Ze hoeven niks te doen en mogen alles.

Boos vanwege de klassendienst

Ouders kunnen erg boos worden als wij ook hun lieverdjes klassendienst laten doen, net als iedereen. Soms word ik er erg treurig van. Deze kinderen worden niet gestimuleerd om hun huiswerk te maken, gaan bijna nooit naar de film of het theater, er wordt zelden voorgelezen. We moeten hen en de ouders overal met de haren bijslepen. Een tripje naar het zwembad is al een hele onderneming, omdat we geen ouders kunnen vinden die mee willen. Maar wij blijven dingen organiseren. En de laatste jaren krijgen we steeds meer ex-leerlingen, meisjes vooral, die hier willen komen werken. Omdat ze hier zoveel geleerd hebben, vinden ze. Dus dan doen we toch íets goed.’

Conflicten top vijf

  1. Handelwijze leerkracht
  2. Onheuse bejegening/slechte communicatie
  3. Tegenvallend schooladvies/verwijzing speciaal onderwijs
  4. Straffen
  5. Onvoldoende aandacht voor zorgleerlingen (met name hoogbegaafdheid en dyslexie)

School-oudercontract

Uit Engeland komt het idee van een ‘home school agreement’ overwaaien. Bij de inschrijving van een leerling zetten ouders en school hun wederzijdse verwachtingen op papier en stellen deze op gezette tijden bij. In het contract kunnen regels worden opgenomen over schoolverzuim, huiswerk, kleding et cetera. Bij overtreding mogen in het uiterste geval kinderen van school worden verwijderd.

Ouderorganisaties zijn niet zo enthousiast. De nadruk ligt te veel op verplichtingen van ouders en te weinig op die van de school. Scholen voelen er ook niet veel voor vanwege hun toch al hoge werkdruk.

Waarom gaat het mis?

  • Een kind is een gevoelig onderwerp
  • Verschillend perspectief: ouders spreken voor hun kind; leerkracht voor de klas en de school
  • Ongelijkwaardige relatie: ouders zijn afhankelijk en hebben een kennisachterstand
  • Verschillende verwachtingen
  • Slechte communicatieve vaardigheden/slecht luisteren/ontactisch handelen (net voor begin van de les aanspreken, op hoge poten)
  • Geen duidelijke communicatieregels
  • Onwennigheid school aan tweerichtingsverkeer/partnerschap
  • Overgevoeligheid voor kritiek bij beide partijen
  • Onbekendheid met andere culturen/geen affiniteit
  • Onzekerheid over opvoednormen
  • Te hoge werkdruk leerkrachten

Mediation

In plaats van voor een officiële klacht kunnen ouders en school ook kiezen voor bemiddeling (mediation). Mediation is gericht op het bereiken van overeenstemming tussen beide partijen. De – onpartijdige – mediator laat partijen zelf een oplossing zoeken waarmee beiden tevreden zijn. Niet de tegengestelde standpunten, maar het gemeenschappelijk belang staat voorop.

Vaak is het te duur voor scholen om bij conflicten met ouders een externe mediator in te huren. Dat kan bijvoorbeeld via het Nederlands Mediation Instituut. Een gemiddeld traject komt op zo’n 500 euro (gemiddeld vijf uur). In de praktijk wordt daarom meestal gekozen voor interne bemiddeling. Binnen de school kunnen (speciale) leerkrachten of vertrouwenspersonen – na scholing – die taak op zich nemen. Hierbij kan echter de onpartijdigheid in het geding komen. Voorwaarde voor een effectieve bemiddeling is dan ook dat ouders de bemiddelaar als onpartijdig accepteren.

Meer informatie op www.mfnregister.nl.

Tips voor ouders

  • Krop zaken niet op, maar trek op tijd aan de bel. Zo wordt een vonkje geen vuurzee.
  • Kaart het probleem niet even terloops aan, maar maak een afspraak en bespreek het op de juiste plaats, op de juiste tijd en met de juiste persoon.
  • Scheidt feiten en emoties. Ga na wat er echt gebeurd is zonder door gevoelens te worden overheerst. Omschrijf de situatie feitelijk zonder direct te interpreteren.
  • Pas hoor en wederhoor toe: elk verhaal heeft twee kanten.
  • Maak van een verwijt een wens. Ga na welke wens er aan het verwijt ten grondslag ligt. Daarmee blijft de communicatie open: bij verwijten klapt de deur dicht
  • Ga uit van een ik-boodschap in plaats van een jij-boodschap: ‘Ik vind’ in plaats van ‘Maar jij’. Formuleer een probleem met de juf als een zorg van de ouder. ‘Ik zit ermee dat mijn zoon bang voor jou is’ en niet: ‘Jij maakt al die kinderen doodsbang’.
  • Zoek naar objectieve criteria om de zaak te onderbouwen. Wees goed voorbereid, weet waar het over gaat. Zo kunnen ouders hun kennisachterstand opheffen. Kijk bijvoorbeeld hoe het zit met de regels omtrent de overgang naar groep 3 of welke wettelijke eisen er zijn bij een verwijzing naar het speciaal onderwijs. Een geïnformeerd mens telt voor twee!
  • Blijf in gesprek.
  • Vraag naar het ouderbeleid van de school: wat wordt er van ouders verwacht en wat is hun rol? Wat zijn hun plichten, maar ook: welke rechten hebben ze

Met dank aan J/M-mediator Inge Kabbes.

Lees voor algemene tips ook: Zo krijgt u alles van iedereen gedaan, Jeffrey Wijnberg, uitgeverij

Foutje gezien? Mail ons. Wij zijn je dankbaar.

Iedere zondagochtend het beste van J/M Ouders in je mailbox 👪

Start je zondag goed met de mooiste verhalen van J/M Ouders.