Column praktijkschooldocent Lucas Westerbeek: ‘Meester, ik ben ziek…’ Of gewoon bang?
:format(jpeg):background_color(fff)/https%3A%2F%2Fwww.jmouders.nl%2Fwp-content%2Fuploads%2F2025%2F09%2Flocas-westerbeek.jpg)
Lucas Westerbeek stond jarenlang voor de klas als docent Nederlands op twee scholen in de ‘betere buurten’ van een grote stad. Een wereld van verschil met zijn huidige werk als mentor en stagebegeleider op een praktijkschool voor jongeren tussen de 16 en 18 jaar. Ook richtte hij stichting De Frisse Blik op, waarmee hij film- en mediawijsheidsprojecten door Nederland bracht. Toch zijn het vooral de verhalen van zijn leerlingen op de praktijkschool die hem de afgelopen jaren bezighouden.
Westerbeek: “Ik geef ze les, begeleid ze op hun stage, maar eigenlijk manoeuvreer ik samen met hen door de moeilijkheden van opgroeien in een stadsdeel vol armoede, huiselijke problemen en verleidingen van de straat. Misschien is er soms wel meer sprake van overleven.” Westerbeek neemt ons met zijn columns mee in een wereld die vaak verborgen blijft: ontroerend, rauw en soms hartverscheurend. Deze week gaat het over de stage van Wesley.
Ziek lichaam
“Meester, ik ben echt veel te ziek ik ga niet naar die uiteten. Ben echt veel te ziek”.
Het is een berichtje van Wesley. Hij loopt stage in de keuken van een verzorgingshuis. En vanavond gaat al het personeel samen uit eten. Ze hebben Wesley ook meegevraagd.
“Je kunt het ook gewoon proberen? Je kan altijd nog naar huis toe gaan”, antwoord ik.
Wesley reageert meteen. “Je gaat toch niet met een ziek lichaam uiteten? Maandag voelde ik me ook al niet goed.”
Stage
Wesley moet wennen op stage. Werken met een vreemde groep collega’s. In een onbekende keuken. Vorig jaar heeft hij een week stage gelopen in de supermarkt, recht tegenover zijn huis. Daar wilde hij dit schooljaar ook eigenlijk weer aan de slag. Maar de begeleider die er toen was, is overgeplaatst naar een andere winkel. En de manager wilde Wesley niet begeleiden. “Hij heeft ontzettend veel begeleiding nodig. En dan snapt hij er nog niks van. Hij toont geen enkel initiatief. Soms staat hij minutenlang te kijken naar andere vakkenvullers. Ik krijg daar klachten over. Hij is een vriendelijke jongen, maar hij kan hier echt niet meer terugkomen.”
Wesley is inderdaad een vriendelijke, zachtaardige jongen. Jarenlang durfde hij bij ons op school nauwelijks te praten. Maar hij begint langzamerhand, vanachter z’n hoog opgetrokken trainingsjack, zachtjes te praten. Nu is hij gelukkig enigszins vertrouwd geraakt met de werknemers van de keukenploeg in het verzorgingshuis. Iedere dinsdag en donderdag dezelfde werkzaamheden. Routines, daar wordt hij rustig van. De lunch voorbereiden, groentes snijden, afwassen. Soms loopt hij gewoon een beetje rond, te kijken.
Samen de route fietsen
Aan z’n vader had ik gevraagd om voor de eerste stagedag de route van huis naar het verzorgingshuis samen te fietsen, om te oefenen. Ook vroeg ik hem om Wesley te leren hoe hij zich moet scheren. Ik vertelde Wesley, dat hij niet met een vlassige baard in de keuken aan het werk kon. Hij moet er goed verzorgd uitzien, had ik z’n vader aan de telefoon meegedeeld. Dat was gelukt. Wesley kon nu het scheerapparaat van z’n vader probleemloos gebruiken. Maar, de maandag voordat hij zou beginnen, belde zijn vader.
Google Maps
“Meester, ik moet van u met Wesley fietsen, maar ik weet niet waar dat verzorgingshuis is. Ik ken die buurt niet. Kunt u niet met hem fietsen?”
“Maar u kan toch samen met Wesley op de kaart kijken? Op Google Maps?”, had ik geantwoord.
“Nee, ik fiets daar nooit. Ik weet helemaal niet hoe ik daar moet komen”.
Ik besloot zelf de fietsroute met Wesley te oefenen. Een kwartiertje van deur tot deur. Op de fiets praatte hij honderduit. Over voetbal, over koken, over z’n moeder die de hele dag op bed ligt, over hoe grappig zijn vader is, over een oom die bij hen had gewoond, maar was overleden. De route bleek hij eigenlijk al wel te kennen.
Personeelsetentje
Op de eerste school waar ik werkte had ik me ooit ziek gemeld voor het personeelsetentje. Nieuwe collega’s, naast wie zou ik moeten zitten? Waarover zou ik moeten praten? Ik zag er erg tegenop. Buikpijn kreeg ik ervan. Ik had afgebeld met de overtuiging dat ik echt ziek was geworden. Maar na dat telefoontje, was de buikpijn snel afgezakt. Toen was ik al tien jaar ouder dan Wesley, volwassen. Ik begreep dat Wesley nog wat meer tijd nodig had om ontspannen mee uit eten te gaan, met zijn
keukencollega’s.
Een vriend
“Als je niet mee gaat eten, dan moet je je wel even afmelden,” antwoord ik.
“Ja maar ze gaan me denk ik niet eens verstaan omdat ik ziek ben.”
“Ja hoor, dat lukt wel. Of je vader of moeder belt even.”
“Ja me moeder belt wat is de nummer?
Ik stuur Wesley het nummer. Hij heeft overduidelijk al de beslissing genomen om niet mee te gaan. Samen met het hele team in een restaurant uit eten is nog te spannend.
“Is goed meester ze vonden het prima”, stuurt Wesley na een paar minuten.
Een dag later appt hij al weer.
“Het ging goed op stage meester, maar wanneer ik wegging voelde ik me een beetje misselijk. Maar ging goed.”
“Dat is fijn voor je Wesley,” antwoord ik. “Goed dat je gewoon weer naar stage bent gegaan”.
“Dankuwel meester. Ja ik zat in de vriezer. Met me vriend. Ben echt close met hem”.
“Wat leuk! Een vriend!” antwoord ik verbaasd. Wesley heeft in die vier jaar op school nog geen vrienden gemaakt.
“Ja, ben meestal met hem. Ik weet niet waarom. Ik en hem hebben hebben gewoon iets man. Altijd gezellig”
Volg Lucas Westerbeek hier.
* Om privacy-redenen is er een schuilnaam gebruikt. De echte naam is bekend bij de redactie.