Docente Lenneke van de Westelaken (48) schrapte een regel en dat veranderde haar hele klas
:format(jpeg):background_color(fff)/https%3A%2F%2Fwww.jmouders.nl%2Fwp-content%2Fuploads%2F2025%2F05%2Fnaar-de-wc-beginbeeld.jpg)
Na 25 jaar ervaring in alle groepen van het basisonderwijs, heeft Lenneke van de Westelaken (48) sinds een paar jaar haar eigen kleuterklas in Vught. Ze is daarnaast mindfulness kindertrainer en mindfulness trainer voor leerkrachten en ouders. Lenneke staat voor kindgericht en ervaringsgericht onderwijs waarbij kinderen de ruimte krijgen om zich te ontvouwen in plaats van ze te vormen volgens het huidige onderwijs.
“Leren is een proces dat als vanzelf ontstaat wanneer een kind de ruimte krijgt om de eigen leervragen te stellen, gedreven door nieuwsgierigheid en innerlijke motivatie. Hierin mogen wij volwassenen hen voeden en begeleiden. En dat begint al bij iets simpels als mogen voelen: “Ik moet naar de wc, dus ik ga.” Pas dan ontstaat écht eigenaarschap.”
Wij spraken Lenneke over haar visie op het huidige en toekomstige onderwijs.
Het is zo’n simpele vraag: “Juf, mag ik naar de wc?”, maar waarom vragen kinderen dit eigenlijk?
“Die vraag: ‘Juf, mag ik naar de wc?’ lijkt klein, maar is eigenlijk veelzeggend wat mij betreft. In een traditioneel schoolsysteem, gericht op controle en gehoorzaamheid, is een vraag als deze vanzelfsprekend geworden. Het laat zien hoe we kinderen aanleren om hun eigen lichaam, hun eigen grenzen en behoeften ondergeschikt te maken aan een systeem. Waarom zou iemand toestemming moeten vragen om te luisteren naar één van de meest basale signalen van het lichaam? Door kinderen te laten vragen om naar het toilet te gaan, leren we ze onbewust: jouw gevoel is ondergeschikt aan mijn toestemming. En daar begint, heel subtiel, het inleveren van autonomie.”
Als je het zo stelt, is het eigenlijk best gek om te vragen of je naar de wc mag. Hoe denken jouw collega’s over jouw aanpak?
“Dat verschilt per collega. Sommigen vinden het prettig om deze controle te houden, omdat het overzicht geeft en rust in de klas lijkt te bewaren. En ik begrijp dat, ik ken de dagelijkse praktijk van een klas heel goed. Toch blijf ik mezelf regelmatig de vragen stellen: waarom doe ik wat ik doe, of zoals ik het doe?
Ik merk dat het gesprek hierover zich langzaam opent. Zeker als collega’s zien dat het werkt, dat kinderen er juist rustiger en zelfstandiger van worden. Het begint met bewustwording, denk ik. En met de moed om, zoals Einstein het zo treffend zegt, ons eigen handelen onder de loep te nemen: ‘Als je doet wat je deed, krijg je wat je kreeg’. Het moedigt aan tot reflectie en het durven loslaten van oude patronen. En als we willen dat kinderen zich ontwikkelen tot zelfstandige, zelfdenkende en zelfvoelende mensen, moeten we dan als opvoeders niet ook zélf iets durven veranderen?”
Ik zie dat ouders van nu het vooral makkelijker willen maken voor hun kinderen, maar daardoor lijken kinderen juist minder op zichzelf te durven vertrouwen, hoe zie jij dat?”
“Een deel daarvan komt denk ik voort uit goede bedoelingen: ouders en leerkrachten willen helpen, begeleiden, beschermen. Maar soms doen we juist te veel. We nemen obstakels weg, geven kant-en-klare oplossingen, plannen hun dagen vol. Met de beste bedoelingen wellicht, maar ongemerkt leren we kinderen zo dat je een ander nodig hebt om te weten wat goed voor je is. En leren ze niet meer vertrouwen op hun eigen kompas. Ze kunnen daardoor onzeker worden over hun eigen kunnen: gaan vragen om bevestiging, denken en praten laatdunkend over zichzelf of zijn bang om iets fout te doen.
We hebben als maatschappij een systeem gebouwd dat kinderen steeds minder ruimte geeft om echt zélf te voelen, te proberen, te vallen en weer op te staan. Maar door alles voor te structureren en in te grijpen, ontnemen we kinderen de kans om te oefenen met keuzes maken, fouten maken, en daarvan te leren. Ook prestatiedruk en de wens om ‘het goed te doen’ spelen een rol denk ik, dan lijkt controle vaak veiliger dan vertrouwen. En precies dáárdoor missen ze kansen om te groeien in zelfvertrouwen en veerkracht.”
Bij jou in de klas hoeft een kind dus geen toestemming te vragen om naar het toilet te gaan, maak je daar dan wel afspraken over?
“In mijn klas zeggen kinderen gewoon: ‘Juf, ik ben even naar de wc’. We spreken af dat ze rustig en zonder te storen naar het toilet kunnen gaan. Ze mogen ook leren dat sommige momenten niet handig zijn, zoals tijdens een uitleg. Soms maken we ook praktische afspraken, zoals een handgebaar, zodat ik wel weet wie er weg is, maar het niet de hele klas hoeft te storen. Die afspraken begrijpen ze prima. We bespreken ze samen, zodat ze niet voelen als regels van bovenaf, maar als gedeelde afspraken binnen een veilige leeromgeving. Zo leren kinderen rekening houden met de ander én hun eigen behoefte serieus nemen. Dat is precies de balans die ik belangrijk vind: vrijheid in verbinding vanuit vertrouwen.”
Merk je hierdoor een andere dynamiek in de klas?
“Door die ene kleine verandering ontstaat iets groters, namelijk meer rust en een sfeer van wederzijds vertrouwen. Niet alleen in zichzelf, maar ook onderling, en tussen mij en de leerlingen. Natuurlijk gaat het weleens mis, maar dat is dan weer een mooi moment om samen te leren hoe we met vrijheid omgaan. En voor het ene kind is het kader van deze vrijheid groter dan voor een ander kind.
Het mooie is dat dit ook een direct effect heeft op andere vlakken: kinderen voelen zich gezien en serieus genomen, gaan zelfstandiger denken, zijn minder onzeker en durven vaker te voelen wat ze nodig hebben. Ze durven eigen keuzes te maken of iets aan te kaarten. Dat is geen toeval, maar het effect van autonomie in actie. Kortom: het loslaten van die ene vraag ‘Mag ik naar de wc?’ is wat mij betreft dus geen losstaand detail.”
Dit is ook jouw visie op het toekomstige onderwijs, toch?
“Het is precies de kern van waar onderwijs naartoe mag groeien. Van meer controle naar meer vertrouwen, van buitenaf gestuurd leren naar leren leven van binnenuit. Door de jaren heen is het onderwijs uitgegroeid tot een plek waar resultaat, controle en vastgestelde leerpaden centraal staan. Tijd om daar iets nieuws tegenover te zetten. Een plek met een nieuw fundament die ik liever geen ‘school’ meer noem, maar een LevensLab: een leeromgeving waarin het leven zelf het belangrijkste leerboek is.
Nieuwsgierigheid en verwondering als motor van ontwikkeling, waarbij kinderen niet alleen lezen, rekenen en schrijven, maar ook leren voelen wat je nodig hebt, hoe je keuzes maakt en grenzen kan aangeven, experimenteren, mag leren van je fouten en nog veel meer. In het LevensLab draait het om het ontdekken van wie je ten diepste bent, zoals waar je blij van wordt, wat je talenten zijn en je valkuilen.
Door kinderen dus niet te vormen van buitenaf, maar hen de ruimte te geven zich te ontvouwen van binnenuit.”
Column van docente Loth van Veen (40): ‘Waarom ik in Zweden geen last heb van mom guilt’