Redactie
Redactie Hobby en sport 19 jun 2018
Leestijd: 8 minuten

Altijd op de reservebank

Natuurlijk breng je je kind twee keer per week naar hockey- of voetbaltraining en sta je elk weekend langs de lijn. Want sporten is leuk én gezond. Maar sportclubs hebben vaak alleen oog voor hun talentjes, waardoor de mindere goden in de verdrukking raken. Wordt het niet eens tijd plezier in bewegen voorop te stellen?

Youri (7), de zoon van Karin Heezen, heeft longproblemen. Hij zat vanaf zijn vierde op een speciaal sportclubje voor kinderen met een motorische achterstand. Dat ging zo goed, dat hij op een gewone sportclub mocht. Hockey moest het worden. 'Hij was apetrots,' vertelt zijn moeder. Af en toe moest hij tijdens de wedstrijd even uitrusten en soms rende hij ineens het veld af om een lieveheersbeestje bij zijn moeder in veiligheid te brengen. 'Maar zijn stoere scheenbeschermers hield hij de hele dag aan.' Toch ging de lol er al snel af. De hulptrainers, twee jonge jongens van een jaar of 13, vertelden hem keer op keer dat hij nooit een goede hockeyer zou worden. Karin: 'Best slikken als je ziet dat je kind uit frustratie zijn bitje en stick op de grond smijt.'

Over de hockeyclub geen kwaad woord. 'Het is een sociale club, de sfeer is goed. Maar het verbaast me dat ook bij hele jonge kinderen al telt hoe ze presteren. Sporten gaat op die leeftijd toch vooral om het plezier?'

Steeds jonger selecteren

Sporten bij een club is leuk en gezond. Kinderen leren samenspelen en lekker bewegen. Dus moedigen veel ouders hun kind aan om op een sportclub te gaan. Ook, of misschien wel juist, als het weinig sportief talent heeft. Maar al snel komen ze erachter dat de kleine Cruijffjes toch iets meer worden gestimuleerd dan hun enthousiaste, maar niet bijzonder talentvolle spelertje. De trainer geeft hun dochter nooit een complimentje. Hun zoon wordt wel erg vaak als wissel opgesteld. En de coach informeert steeds of hij het echt wel leuk vindt: hij heeft nog nooit gescoord. Huh? Hij is net 7 en vindt de overvliegende vliegtuigen minstens zo interessant als de bal.

En dan is er de selectie. Die begint steeds vroeger. 'Toen Jelmer 6 was, spotte de club al wie naar de selectie kon,' vertelt Paul Baken. Zijn zoon Jelmer (9) speelt sinds drie jaar bij een grote voetbalclub, die met de selectie op hoog niveau speelt. 'Ik dacht dat zo'n goede club ook veel te bieden had aan kinderen zoals Jelmer: de middenmoot. Het tegendeel is waar. Alles draait om de selectieteams. Ze hebben vaker training, van de beste trainers. Ze mogen meedoen aan clinics met topclubs. Ze krijgen nieuwe ballen en trainingspakken van de club. De trainingen van de niet-selectieteams zijn allerbelabberdst en wij moeten altijd om materiaal zeuren.'

Voor de goede, ambitieuze voetballertjes is dat natuurlijk geweldig, zegt Baken. 'Je ziet ze met sprongen vooruitgaan. Voor de achterblijvers is het minder leuk. Steeds verdwijnen de beste spelertjes naar de selectie. Sommige ouders gaan hun kinderen ­pushen, om die sprong ook te maken, terwijl die kinderen daar zelf geen behoefte aan hebben. Er zijn vader-coaches die het liefst hun eigen zoon opstellen, om hem in de kijker te spelen. En jongetjes die alles op alles zetten om de bal van hun teamgenoten af te pakken. Ik ben niet tegen selectie, maar het sociale aspect is ook belangrijk. Je bent een team, met goede en minder goede spelers. Laat ze vooral spelen.'

Sport moet toch leuk zijn

'Vreugde beleven aan je lichaam, jezelf uittesten en plezier maken, daar is sport voor bedoeld,' zegt Albert Buisman. Hij is sportpedagoog bij de Universiteit Utrecht. Buisman ziet veel sportclubs die zo graag omhoog komen met hun eerste team, dat ze hun jeugdspelers vooral gebruiken als recruteringspool. 'Ze vergeten dat de meeste jonge kinderen naar een club gaan om te spelen. Alle aandacht gaat uit naar de watervlugge prinsjes en prinsesjes. Zij die presteren gaan voor. Een belediging voor kinderen die minder talentvol zijn.' Die worden door de prestatiezucht van de club hardhandig geconfronteerd met wat ze niet kunnen. Buisman: 'Voor sommige kinderen is dat desastreus. Die haken af en krijg je nooit meer aan het sporten.' Dat is ernstig, vindt Buisman. 'Het aantal uren bewegingsonderwijs op school is tot een minimum gereduceerd. We moeten het dus van sportclubs hebben.' Daar mag je dan ook best pedagogische eisen aan stellen, vindt hij. 'Sportclubs drijven op vrijwilligers, maar die moeten wel goed pedagogisch geschoold worden. Het is hun taak om te zorgen dat kinderen zich veilig voelen en gestimuleerd worden. Kijk nou eens naar die snuitjes en stel voortdurend beter worden niet als eis. Stimuleer ze in dingen die ze leuk vinden en die bij hun leeftijd passen. Vertel kleintjes van 6, 7 niet hoe het moet, maar zeg dat ze het goed doen.'

'Blijf bij je man' en 'Speel over de vleugels' hoort hij voetbaltrainers vaak schreeuwen tegen jonge kinderen. Buisman: 'Kinderen van die leeftijd willen zijn waar de bal is. Laat ze alsjeblieft kluitjesvoetbal spelen!'

'Misschien leggen we te veel nadruk op techniek,' zegt Paul Verweel. Hij is vice-voorzitter amateurvoetbal van de KNVB. 'Onze trainers leren hoe ze kinderen moeten motiveren om ervoor te gaan. We besteden te weinig aandacht aan hoe kinderen in elkaar zitten, hoe ze zich ontwikkelen. We hebben meer dan een miljoen leden, maar als we niet uitkijken richten we onze organisatie helemaal in voor de 10 procent betere voetballers.' Zelf heeft hij jarenlang het team van zijn zoon getraind. 'Een magere jongen, die soms uit geluk tegen de bal aanliep. Het lichaam wilde niet echt, maar hij genoot met volle teugen. Dat gun je toch iedereen?' Maar Verweel weet dat de praktijk vaak anders is. 'Ik roep wel eens: durf je beste trainers in de lagere teams in te zetten. Maar het is bijna onmogelijk verenigingen ervan te overtuigen dat de dikkerd die moeilijk vooruitkomt even waardevol is als het lenige knaapje dat negen van de tien keer raak schiet.'

Prestatie staat centraal

'Wedstrijdsport is ook: de beste willen zijn,' zegt Mark Maas. Hij is verenigingsmanager bij de Utrechtse voetbalvereniging Hercules. 'Plezier is belangrijk, maar juist de spanning van winnen of verliezen maakt sport zo fascinerend.' Dat ziet hij ook al bij hele jonge kinderen. 'Als ik kinderen van 6 vraag wat ze willen, zeggen ze: winnen, kampioen worden.' Maas heeft zich bij Hercules sterk gemaakt voor talentontwikkeling. 'Een gezonde, bloeiende club moet zorgen dat talenten de kans krijgen om te groeien.' Toen hij bij Hercules kwam was het eerste team net gedegradeerd. 'De club belandde in een spiraal naar beneden. Onze jeugdleden vertrokken naar betere clubs. We besloten om prestatie centraal te stellen. Dat komt de hele club ten goede.' Vanaf 6 jaar worden de beste spelers gescout en intensief begeleid. Maas: 'Bij kinderen van 5, 6 jaar kan ik aanwijzen wie de talentjes zijn. Aan mentaliteit, lichaamsbouw, inzet en techniek zie je precies wie het in zich heeft.' De selectieteams krijgen twee of drie keer per week training van de beste trainers. 'Ons eerste team speelt weer in de eerste klasse. Ook de jeugdselectie­teams spelen op het hoogste niveau en we hebben een gigantische wachtlijst.'

De meerderheid van de sportbestuurders denkt als Maas, verzucht Buisman. Maar competitie is niet vanzelfsprekend voor kinderen, zegt hij. 'De meeste kinderen kiezen voor sport omdat ze er plezier aan beleven en hun sportieve vaardigheden willen verbeteren, blijkt uit onderzoek. Willen winnen scoort lager op hun ranglijst.' Hij is niet tegen selectie. 'Dat hoort bij wedstrijdsport.' Het probleem is dat selectie steeds vroeger plaatsvindt. 'Kinderen ontwikkelen zich in verschillend tempo. Pas rond een jaar of 10 kun je goed onderscheid maken. Op die leeftijd gaan de betere spelers zich ook ergeren aan kinderen die er niet helemaal voor gaan en minder presteren.' Selectie mag niet ten koste gaan van de mindere goden, vindt Buisman. 'Die hebben ook recht om het spelletje goed te leren. Geef ze net zo vaak training. Of organiseer andere extra's voor kinderen die niet zijn geselecteerd. Het gaat erom dat je alle kinderen het gevoel geeft: je hoort bij de club, of je nu goed presteert of wat minder.'

'Onze middelen zijn beperkt, we moeten keuzes maken,' zegt Maas. Hij hoort wel eens gemor van ouders van niet-geselecteerde kinderen. 'Onze kinderen hangen een beetje aan de pan, zeggen ze. Waarom krijgen zij ook niet twee keer per week training? We zouden dat graag realiseren, maar we hebben te weinig velden.' Voor 135 euro per jaar mag je niet klagen, vindt hij. 'Ieder kind krijgt minimaal twee sportmomenten per week. Lang niet alle kinderen hebben de ambitie om vaker te sporten.'

Kies een kleine sportclub

Buisman raadt ouders aan om hun kind niet blind naar een sportclub te sturen. 'Bezoek eens een wedstrijd en kies een club die bij je kind past. Niet alle clubs leggen de nadruk op prestatie. Sommige clubs selecteren pas vanaf 10 jaar. Andere benaderen kinderen meer individueel en organiseren naast teamtrainingen ook individuele lessen. Er zijn sportclubs die met kleine teams spelen, waardoor ieder kind aan de bal komt. Ook organiseren steeds meer clubs allerlei recrea­tieve activiteiten, voor kinderen die niet de ambitie hebben om te winnen.'

'Kies een kleine sportclub,' tipt Esther de Vries. Haar zoon Timo speelt tegenwoordig handbal. 'De club is te klein om aan selectie te doen. In Timo's team is iedereen even belangrijk: ze geven elkaar tips om nog beter te worden. Timo heeft het keepen ontdekt. Het is bijna onmogelijk om de keiharde ballen uit het doel te houden. Maar elke keer als het hem lukt, krijgt hij daverend applaus. Tegenwoordig komt hij na iedere wedstrijd glunderend thuis.'

Foutje gezien? Mail ons. Wij zijn je dankbaar.

Iedere zondagochtend het beste van J/M Ouders in je mailbox 👪

Start je zondag goed met de mooiste verhalen van J/M Ouders.