Anke (35): ‘Ik neem mijn zoon (7) gewoon mee naar de kroeg, hij slaapt op een matje onder de tafel’
Anke (35) is alleenstaande moeder van een zoon van zeven én een fervent kroegtijger. Zeweigerde haar sociale leven op te geven toen ze moeder werd, dus nam ze haar kind gewoon mee naar de kroeg. Anke: “Ik laat hem dan slapen op een matje onder de tafel.”
Anke: “Toen ik zwanger was, zeiden mensen: ‘Je zult wel veranderen als de baby er is.’ En: ‘Wacht maar tot je moeder bent, dan zijn die kroegavonden voorbij.’ Alsof het moederschap per definitie betekent dat je niet meer naar de kroeg kunt. Ik snap wel waar de opmerkingen vandaan komen, want het moederschap verandert je als mensen en de eerste jaren hebben veel moeders niet eens de energie om nog naar de kroeg te gaan. Maar bij mij lag dat anders.
Magisch
Ik hou van het kroegleven. Niet van zuipen tot ik kruipend naar huis ga, maar van de sfeer, de muziek en de gesprekken met vrienden en onbekenden diep in de nacht. Gesprekken in de kroeg ’s nachts hebben iets magisch en dat komt door een combinatie van sfeer, tijdstip en gemoedstoestand. ’s Nachts is de druk van de dag weg. Er is geen planning meer, geen to-do lijst, geen verplichting om ergens naartoe te moeten. Je zit in je gezamenlijke bubbel. Dat geeft gesprekken die niet functioneel hoeven te zijn. Geen ‘hoe was je dag’, maar lekker inhaken op het moment.
Daarbij ontspan ik door een beetje drank. Mijn filter wordt iets dunner, ik zeg sneller wat ik denk of voel. Niet per se omdát ik drink, maar omdat iedereen in dezelfde losse staat verkeert. De rem is er even af. De kroeg is mijn tweede huiskamer. Waarom zou ik dat deel van mezelf moeten opgeven omdat ik moeder ben?
Baby in de draagdoek, biertje in de hand
Toen mijn zoon net geboren was, ging ik al weleens met hem naar mijn stamkroeg. Niet iedere week, maar einde van de middag om mijn zoon te showen aan mijn vrienden in de kroeg. Ook toen kreeg ik vaak opgetrokken wenkbrauwen als ik met hem in de draagzak stond. Ik dronk dan alleen water, want ik gaf toen nog borstvoeding. Hij sliep rustig op m’n borst, er werd zacht gepraat, gelachen. Geen dronken gedoe, gewoon gezelligheid. Mensen zeiden soms: ‘Is dit wel goed voor hem?’ Maar ik dacht dan: waarom niet? Hij lag te slapen, er was geen rook, geen herrie. En ik was relaxed, iets wat hij ongetwijfeld aanvoelde.
Nu is hij zeven. En ik ga nog steeds naar de kroeg. Soms met vriendinnen, maar vaak neem ik hem mee. Hij kent de plek, de mensen, en voelt zich er veilig. Als het wat later wordt, rol ik een matje uit onder de tafel en slaapt hij daar. Oordoppen in, dekentje mee. Hij vindt het zelf geen punt. Sterker nog: hij vindt het leuk dat hij mee mag, want hij kent inmiddels veel mensen, hij mag lekker flipperen op de flipperkast en iedereen loopt met hem weg.
Oordelen
Natuurlijk krijg ik opmerkingen. Soms van bekenden, vaker van onbekenden. ‘Een kroeg is geen plek voor een kind.’ Zulke dingen doen pijn, vooral als ze van mensen komen die me niet kennen. Maar ik ben ook eerlijk tegen mezelf: het is niet het standaard plaatje en dat roept iets op. Ik probeer open te blijven, te luisteren, maar ik laat me niet uit het veld slaan.
Mijn zoon is vrolijk, sociaal en gezond. Hij doet het goed op school en heeft vriendjes. Hij weet dat kroeg niet hetzelfde is als ‘feest’ of ‘dronkenschap’. De kroeg is voor mij een plek is van verbinding, van kletsen en samenzijn en dit weet hij. Hij ziet dat ik daar gelukkig ben en ik geloof dat dat belangrijk is.
Perfecte moeder
Ik geloof niet in ‘de perfecte moeder’, maar in moeders die zichzelf mogen zijn. Ik ben niet alleen moeder, maar ook vriendin, kroegtijger, dochter en een collega. En ik wil dat mijn zoon leert dat je niet hoeft te verdwijnen in één rol om goed te zijn in die rol.
Misschien verandert het nog. Misschien wil hij straks niet meer mee, of voel ik dat het niet meer past. Dan is dta ook goed. Maar voor nu werkt het, voor ons allebei. Soms kruipt er een slaperig jongetje onder een tafel in een kroeg, met een dekentje en oordoppen in. En dat is oké, hij wordt ontvangen in een warm bad.”