Redactie
Redactie School 19 jun 2018
Leestijd: 4 minuten

Faalangst en Prestatiedruk

1 op de 10 kinderen in het basisonderwijs heeft last van faalangst. Het is de angst om bij een taak te mislukken en ontstaat in situaties waarin het kind door iemand beoordeeld wordt of denkt te worden. Als hij hetzelfde klusje in zijn eentje doet (zonder publiek), is er vaak niets aan de hand. Kinderen met faalangst zijn bang dat ze door een slechte prestatie de waardering van hun ouders, klasgenoten en leerkrachten verliezen. Ze blokkeren, haken af, gaan nieuwe uitdagingen uit de weg of werken zo hard dat ze zelden nog ontspannen zijn.

Voor pubers met faalangst is die spanning juist te veel. Ze klappen dicht en krijgen tijdens een toets op school bijvoorbeeld een black-out, of ze presteren door de faalangst onder hun niveau. Dat bevestigt hun angst dat ze het niet kunnen, wat de volgende keer nog meer faalangst geeft.

Mogelijke signalen zijn:

  • Hoofdpijn
  • Maag- of darmklachten (diarree/braken)
  • Hartkloppingen
  • Zweten
  • Hyperventilatie
  • Nagelbijten
  • Verlegen
  • Gesloten of juist heel druk gedrag (de clown uithangen)
  • Liegen, smoezen verzinnen
  • Veel piekeren
  • Opmerkingen als ‘ik kan toch nooit wat’ en ‘dat gaat vast fout’

Iemand met faalangst:

  • Raakt onnodig zenuwachtig, voordat hij een prestatie moet leveren
  • Krijgt zweethanden, rode vlekken, een droge mond of braakneigingen voordat hij moet 'presteren'
  • Heeft slaapproblemen in de dagen voor een prestatie
  • Kent de stof voor een toets vaak prima, maar krijgt tijdens het maken een black-out
  • Stelt uit, wacht af of verzint smoesjes om iets niet te hoeven doen
  • Onderschat zijn eigen kunnen en denkt dat anderen beter zijn
  • Heeft vaak een negatief zelfbeeld en vindt dat hij niets goed genoeg kan doen.

Hoe ontstaat faalangst?

Faalangst is niemands schuld. Niet van de leerkracht en niet van de ouders. Wel spelen gezinsinvloeden mee. Ouders die zelf van huis uit zogenaamde (goedbedoelde) levensopdrachten meekregen als: ‘doe je uiterste best’, ‘wees sterk’ of ‘wees perfect’, geven dit soms onbedoeld door aan hun eigen kroost.

Wie heeft er last van?

Jaarlijks wordt bij 8 tot 12 procent van de leerlingen in het voortgezet onderwijs een vorm van faalangst vastgesteld. Opvallend is dat bijna alle kinderen met faalangst een ouder hebben die er ook last van heeft (gehad). Voor een deel zit de eigenschap in de genen, voor een deel kopiëren kinderen gedrag van hun ouders.

Wat doe je ertegen?

  • Waardeer niet alleen de prestaties, maar vooral de inspanningen van je kind; hard werken voor een zes is lovenswaardiger dan op je sloffen een acht halen.
  • Niemand is perfect. Laat voelen dat je kind fouten mag maken, ook thuis.
  • Laat je kind veel taakjes uitvoeren die het aankan (torens bouwen, boterhammen smeren) en geef positieve reacties. Succes helpt ze geloven in zichzelf.
  • Stem je verwachtingen af op de capaciteiten van uw kind. Wie voortdurend boven zijn mogelijkheden moet presteren en daarom faalt, raakt gedemotiveerd.
  • Los vragen en problemen van je kind niet meteen zelf op. Leer je kind vooral hoe het zijn probleem zelf kan oplossen.
  • Geef het goede voorbeeld: vertel dat jij ook fouten maakt, twijfels hebt en mislukkingen meemaakte.
  • Vergelijk de prestaties van je kind niet met dat van broers, nichtjes, buren etc.
  • Zorg voor een goede inspanning-ontspanning-balans. Vermijd té competitieve sport.
  • School, de huisarts of het consultatiebureau kan u doorverwijzen naar faalangsttrainingen.

Bij faalangsttrainingen (78% van de scholen biedt deze aan) leren kinderen omgaan met hun lichaam en ze krijgen ademhalings- en ontspanningsoefeningen. Ze leren omgaan met taken die steeds moeilijker worden, ze leren hun mening te geven en ze werken aan een positief zelfbeeld. Het is belangrijk dat de ouders nauw betrokken zijn bij de training. Die helpt namelijk alleen als ouders er positief over zijn.

Tips:

  • Waardeer niet alleen de prestaties, maar vooral de inspanningen van je kind.
  • Niemand is perfect. Laat voelen dat uw kind fouten mag maken, ook thuis.
  • Stem je verwachtingen af op de capaciteiten van je kind. Wie voortdurend boven zijn mogelijkheden moet presteren en daarom faalt, raakt gedemotiveerd.
  • Vergelijk de prestaties van je kind niet met die van broers, nichtjes, buren etc.
  • Geef het goede voorbeeld: vertel dat jij zelf ook fouten maakt, twijfels hebt en mislukkingen meemaakte.
  • Handig hulpmiddel voor jongeren met examenvrees: op de faalangstkaart staan op humoristische en treffende wijze de 15 do’s en 15 dont’s voor de voorbereidingen op de examens omschreven. Downloaden op de site van www.faalangst.nl

Foutje gezien? Mail ons. Wij zijn je dankbaar.

Iedere zondagochtend het beste van J/M Ouders in je mailbox 👪

Start je zondag goed met de mooiste verhalen van J/M Ouders.