Het stille vertrek van Nassim (16): ‘Meester, we komen niet meer terug’
Lucas Westerbeek stond jarenlang voor de klas als docent Nederlands op twee scholen in de ‘betere buurten’ van een grote stad. Een wereld van verschil met zijn huidige werk als mentor en stagebegeleider op een praktijkschool voor jongeren tussen de 16 en 18 jaar. Ook richtte hij stichting De Frisse Blik op, waarmee hij film- en mediawijsheidsprojecten door Nederland bracht. Toch zijn het vooral de verhalen van zijn leerlingen op de praktijkschool die hem de afgelopen jaren bezighouden.
Westerbeek: “Ik geef ze les, begeleid ze op hun stage, maar eigenlijk manoeuvreer ik samen met hen door de moeilijkheden van opgroeien in een stadsdeel vol armoede, huiselijke problemen en verleidingen van de straat. Misschien is er soms wel meer sprake van overleven.” Westerbeek neemt ons met zijn columns mee in een wereld die vaak verborgen blijft: ontroerend, rauw en soms hartverscheurend. Deze week gaat het over het vertrek van Nassim (16).
In de appgesprekken is de letterlijke tekst gebruikt. Daarom kunnen er hier en daar wat fouten in staan.
“Aan het einde van een schooldag lopen de leerlingen de klas uit. Ik ruim m’n bureau op en zet een aantal boeken terug in de boekenkast. Op m’n telefoon zie ik dat ik een oproep heb gemist. Nassim heeft me een uur geleden gebeld. Een paar jaar geleden zat hij bij me in de klas. Een aimabele jongen met meestal een brede, open lach op z’n gezicht. Maar, ook vaak met donkere wallen onder z’n twinkelende ogen. Tijdens een toets heb ik hem wel eens wakker gemaakt. De leerlingen zaten geconcentreerd hun proefwerk te maken. Het was heel stil in de klas. Opeens hoorden we Nassim heel licht snurken. Hij lag te slapen, met z’n hoofd op z’n armen. De okergele muts was over z’n ogen gezakt. Ik maakte me al zorgen over hem vanaf het eerste moment dat hij bij me in de klas zat. Hij stuurde me vanaf het begin veel berichten.
In de war
“Hey meester Lucas, ik ben echt in de war en denk echt dat ik naar m’n vader toe ga. Het is beter voor me en ik voel me daar prettiger en er komt een nieuwe baby thuis en dat is ook nog een probleem want ik ga geen plek voor mezelf vinden.”
Tijdens de gesprekken met Nassim kom ik erachter dat hij samen woont met z’n moeder en haar nieuwe vriend. En met oma en een jonger zusje. Zijn vader woont in Spanje. Nassims oma en moeder spreken alleen Spaans, de vriend van z’n moeder spreekt gebrekkig Nederlands. Nassim spreekt Nederlands, Spaans, Arabisch en een beetje Frans. Het wordt me steeds duidelijker waar z’n donkere wallen vandaan komen. Hij vertelt me dat er in huis twee slaapkamers zijn. In de ene slaapt z’n moeder en haar vriend, en het zusje. In de andere slaapkamer slaapt Nassim met z’n oma. Nassim is zestien. Meestal kiest hij ervoor om niet bij z’n oma te gaan slapen, maar op de bank in de woonkamer.
Hij verschijnt steeds vaker niet op z’n stage. Als hij er wel is, stuurt hij me soms een foto van z’n werkzaamheden. Leidingen aanleggen, verlichting aansluiten. Hij is handig en wil graag werken. Als Nassim en z’n moeder een tijdje later niet op het rapportgesprek verschijnen, stuur ik hem een berichtje.
Afspraak
“Nassim, goedemiddag. We hadden een afspraak met je moeder om 15.00 uur.”
Hij reageert meteen. “Ik ga het met me moeder heel goed bespreken zodat het niet meer gebeurd en dan zal ik u informeren over de situatie.” Hij sluit z’n berichtje af met een duimpje omhoog.
“Ik kan ook gewoon even bij jullie langsrijden.”
“Dat is goed meester, zegt m’n moeder.”
Een dag later rij ik een wijk in, een paar kilometer van school. Achter een winkelcentrum woont Nassim in een lange straat met flats. Vier verdiepingen hoog, op de begane grond tientallen kelderboxen. Het appartement van Nassim is op een hoek, op de bovenste verdieping. Op de stoep voor de ingang staan een paar verfblikken. Een van de blikken is omgevallen en een dikke laag witte verf ligt op de stoep. Ik loop eromheen. De buitendeur naar het trappenhuis staat open. Het slot is onklaar gemaakt. Er is geen lift en ik loop de kale betonnen trap op naar vier-hoog. De deur van de woning van Nassim en z’n gezin staat op een kier.
In slaap gevallen
“Goedemorgen Nassim, ik ben er!” roep ik de gang in. Een oude dame komt eraan en laat me binnen. Ze lacht me toe, maar zegt niets. Nassim komt er meteen achteraan.
“Sorry meester, ik was in slaap gevallen.” De oude dame verdwijnt meteen in een kamer.
“Dat is m’n oma meester.”
Ik doe m’n schoenen uit en Nassim neemt me mee naar de woonkamer. De tv staat aan op een buitenlandse zender. Een peuter rent door de kamer. Nassim stelt me voor aan z’n moeder en haar vriend. Moeder zit in haar badjas op de bank en spreekt me aan in het Spaans. Haar vriend zit ernaast in z’n hemd en een korte sportbroek. “Het spijt haar dat ze niet op school is geweest”, vertaalt Nassim. “Ze kan niet meer zo ver lopen”. Hij wijst naar haar zwangere buik. De vriend geeft me een hand, lacht vriendelijk en gaat verder met tv-kijken. Nassim zegt iets tegen hem in het Arabisch en zet het geluid van de tv uit.
Nieuw gezin
Een halfuurtje later loop ik met een beklemmend gevoel het kleine appartement uit, de trap weer af naar beneden. Nassims moeder is een nieuw gezin begonnen, ze is zwanger en voor hem is in huis eigenlijk geen plek meer.
Ik denk aan de straat waar ik ben opgegroeid, in een rustige buurt in de provincie. Een rijtjeshuis waar m’n vader op zolder twee extra kamers had afgetimmerd, zodat m’n ouders, broer, zus, zusje en ik allemaal een eigen kamer hadden. Mijn moeder altijd thuis, m’n vader op z’n werk, iedere dag van acht tot vijf. Daarna haalde ik hem op met de hond en stond het eten klaar om kwart voor zes.
Vijf mensen in een klein appartement
Op een vrijdagochtend belt de stagebegeleider. Nassim is niet op stage en laat ook niets van zich horen. Ik rij naar z’n huis, in de auto bel ik hem. Hij is thuis en wacht op me voor de ingang, zegt hij. Als we even later een rondje door de buurt wandelen, vertelt hij dat er die nacht politie aan de deur is geweest. De buren hebben gebeld. Er was veel geschreeuw in huis, stress tussen z’n moeder en haar vriend. Nassim weet niet waarover ze ruzie hebben, maar hij denkt over geld. Hij verzekert me dat hij geen ruzie heeft en dat ik me geen zorgen hoef te maken. Maar dat z’n moeder bang is dat hij niet bij haar mag blijven. Dat ze hem weg zullen halen, omdat hij nog minderjarig is. Vijf mensen in een klein appartement en een baby op komst.
Wij woonden vroeger met zes mensen ook in een gehorig huis. Al onze buren kenden we al jaren. “Doe eens rustig”, zei m’n moeder altijd als we ruzie hadden. “Denk aan de buren!” Dat ze de politie zouden bellen, omdat ze overlast van ons hadden, dat was onvoorstelbaar.
“We komen niet meer terug.”
Na de zomervakantie belt Nassim.
“Meester, we zijn de hele vakantie in Spanje geweest. We blijven. We komen niet meer terug.”
“Waar ben je? Bij je vader?”
“Nee, bij m’n tante. Met iedereen, m’n moeder en haar vriend, m’n oma en m’n zusje.”
Ze zijn vertrokken uit de stad. Met het hele gezin. Als enige bagage een paar koffers. Alle spullen staan nog in het huis, vertelt Nassim. Ik zie het voor me. De grote tv in de woonkamer. De bank ervoor, die als bed dient voor Nassim. Ze wonen tijdelijk bij een tante. Nassim heeft nog steeds geen eigen kamer, maar vertelt dat hij bij z’n vader mag gaan wonen. In een dorp verderop. Met een eigen kamer.
Ik sluit de deur van de klas achter me en loop de school uit. Ik zoek het goede telefoonnummervan Nassim. Inmiddels heb ik er vijf.
“Nassim! Hoe gaat het met je?”
“Gaat goed meester. Ik ben begonnen met een elektrische installatiecursus. Hoe gaat het met u?
En de nieuwe klas?”
:format(jpeg):background_color(fff)/https%3A%2F%2Fwww.jmouders.nl%2Fwp-content%2Fuploads%2F2025%2F09%2Flocas-westerbeek-1.jpg)