Redactie
Redactie Lichamelijke ontwikkeling 19 jun 2018
Leestijd: 12 minuten

Al 5 en nog in de buggy: Doen of dom?

Bijna 5 is hij. Maar een schaar houdt hij met twee handen vast en de viltstift hanteert hij als een dolk. Niet zelden komt hij met een tand door zijn lip of een fikse blauwe plek uit school: van de glijbaan gestort of gestruikeld toen hij hard wegrende. Op straat speelt hij bijna nooit. En laatst zag iemand dat hij werd voortgeduwd in een buggy.

De suggestie is duidelijk. Ouders die hun kind weinig beweging bieden, niet voldoende met ze communiceren of het activiteiten ontzeggen die een beroep doen op de motoriek, kweken kinderen met een ontwikkelingsachterstand. Maar is dat ook zo?

Anneke Bulk-Bunschoten werkte ruim dertig jaar als consultatiebureau-arts voor Bureau Jeugdzorg. ‘Soms zie ik kinderen van 3, 4 jaar nog in een buggy, of met een zuigfles. Daar erger ik me dood aan. Kinderen moeten gewoon leren lopen en uit een glas drinken. Maar dat kost tijd. Ouders die dit soort dingen toelaten, moeten daar op gewezen worden.’

Tegenwoordig is Bulk-Bunschoten als jeugdarts in dienst van het VU Medisch Centrum in Amsterdam, waar zij wetenschappelijk onderzoek doet naar de ontwikkeling van jonge kinderen. ‘Veel richtlijnen die het consultatiebureau hanteert, zijn uitsluitend gebaseerd op praktijkervaring en niet op wetenschappelijk onderzoek.

Als op een zeker moment 90 procent van de kinderen van een bepaalde leeftijd iets kan, dan is dat het criterium. Wetenschappelijke onderbouwing is hard nodig en daarmee maken wij nu een begin.’

Bewijs voor de stelling dat kleine kinderen tegenwoordig later zijn met allerlei vaardigheden dan de kleuters van dertig jaar geleden, heeft ze niet. ‘Maar gebaseerd op mijn ervaring vermoed ik dat kinderen zaken als goed praten of een potlood of een schaar goed vasthouden, nu inderdaad later onder de knie hebben dan vroeger.’

Bulk-Bunschoten heeft wel een idee hoe dat komt. ‘In de afgelopen jaren zijn we natuurlijk geconfronteerd met mensen uit andere culturen die nu eenmaal anders omgaan met hun kinderen. In Marokkaanse gezinnen bijvoorbeeld, wordt over het algemeen niet veel met kinderen gesproken. Daarom is het geen wonder dat ze later zijn met praten. Aan de andere kant zijn negroïde Surinaamse kinderen motorisch vaak juist heel snel. Toch zit het natuurlijk niet alleen cultuurverschillen. Ik geloof dat in de drukke gezinnen van tegenwoordig gewoon weinig tijd is om met elkaar te praten en om écht aandacht aan elkaar te besteden.’

Vaardigheden aanleren

Het vermoeden rijst dat de uitpuilende agenda’s van ouders en hun kroost gemakzucht in de hand werken. Bovendien zijn vaders en moeders er zich niet altijd van bewust dat sommige basisvaardigheden niet helemaal vanzelf komen maar gewoon moeten worden aangeleerd. En dat kost tijd alvorens het iets oplevert; tijd die er niet is.

Het leidt er bijvoorbeeld toe dat sommige ouders hun kind tot in het einde der tijden helpen met aankleden omdat ‘dat nu eenmaal sneller gaat’. Of het geen probleem vinden hun oogappel in de buggy te zetten zodra ze een iets langere afstand moeten afleggen. Qua efficiëntie een goede oplossing. Want iedereen die wel eens met een kleuter keurig in de kleren en met boterham in de buik om kwart over acht naar school wandelt, weet hoeveel tijd en aanmoediging dat soms kost. Maar nuttig is het wel. Tenslotte moeten kinderen straks ook onder tijdsdruk functioneren. En oefening baart kunst.

Op verschillende internetfora circuleert zelfs de wens voor een speciale buggy die ook het gewicht van wat oudere kinderen aan kan. ‘Handig,’ vinden de chattende ouders.

Judith IJssel de Schepper, marketingmanager van kinderwagenfabrikant Bugaboo, herkent de vraag. ‘Vooral in Amerika is het normaal dat kinderen eeuwig in een buggy worden rondgereden. En dat lijkt in Europa ook een beetje de trend te worden. Wij vinden het onverstandig. Onze Bugaboo is getest voor kinderen tot 17 kilo (circa 3-4 jaar, red.) en dat vinden wij voldoende. Op een gegeven moment gaat een kind nu eenmaal lopen en het lijkt mij gezond dat het dat dan ook zo vaak mogelijk doet.’

Traag niet per se nadelig

In de ontwikkeling van jonge kinderen gaat veel vrijwel vanzelf. Ze leren zomaar lopen, al snel feilloos praten en tijdig hun behoefte te doen op de wc. Het goede nieuws is dat daarvoor slechts een klein beetje stimulans nodig is. Stimulans die je ze echter wél moet geven. Want als een kind altijd maar in een buggy of autostoeltje zit, er bijna nooit met hem wordt gesproken en de luier altijd maar om blijft, dan moet hij zelf ontdekken dat het ook anders kan. Kortom: zonder een steuntje in de rug komt een klein kind misschien wel waar hij wezen moet, maar veel later dan ouders en leerkrachten graag zouden willen.

‘Het is natuurlijk de vraag of zo’n vertraagde ontwikkeling echt nadelig is voor een kind,’ zegt Anneke Bulk-Bunschoten. Want dat hoeft, aldus de jeugdarts, niet per se zo te zijn. ‘Vaak is het niet zo’n ramp, ze leren het gewoon iets later. Eén ding is wel belangrijk: het goed vasthouden van een potlood. Als kinderen dat niet op tijd correct aanleren, zijn ze daar bij het leren schrijven nog zo op geconcentreerd dat het schrijven zelf daardoor niet snel genoeg gaat. En dat heeft weer gevolgen voor hoe vlot ze zich verder door de basisschooljaren heen slaan.’

Zeker is dat leerkrachten in groep 1 en 2 steeds vaker kleuters tegenkomen die elementaire vaardigheden missen. ‘Het aantal kinderen met een minder goed ontwikkelde motoriek groeit,’ meent leerkracht Marian Schuurmans, die al dertig jaar lesgeeft aan kleuters. ‘Je ziet dat bijvoorbeeld aan het krampachtig gebruik van een potlood, aan de manier waarop ze een schaar hanteren, aan hoe ze zich bewegen in de gymzaal. En met kleien merk je dat kinderen niet zo veel kracht kunnen zetten met hun handen. Daarnaast vind ik ook dat nogal wat kinderen minder goed praten dan twintig, dertig jaar geleden. Ze broddelen vaker en hebben nog lang een slechte zinsbouw.’

Daarom schakelt Schuurmans veel regelmatiger dan voorheen een logopedist of motorisch remedial teacher (MRT-er) in om een kleuter van zijn ontwikkelingsachterstand af te helpen. Ze vindt het probleem zelfs zo groot, dat volgens haar een MRT-er op elke basisschool geen overbodige luxe is. ‘De motorische ontwikkeling van een jong kind is net zo belangrijk als zijn verstandelijke- of sociaal/emotionele ontwikkeling.’ Volgens Schuurmans moet de motoriek van kinderen op de basisschool beslist meer aandacht krijgen. ‘Dat er minder op gelet wordt, heeft denk ik te maken met het feit dat er vroeger een aparte opleiding gericht op het kleuteronderwijs bestond en dat die nu in de pabo is geïntegreerd. Ik vermoed dat daarin een minder groot accent wordt gelegd op de motoriek.’

Verschillende signalen

Tina Meyer, Motorisch Remedial Teacher, is ook van mening dat er meer toezicht moet zijn op de motorische ontwikkeling van kinderen in het basisonderwijs. Want die lijkt, aldus Meyer, inderdaad langzamer te gaan dan vijftien jaar geleden. Zo’n 20 procent van de kinderen heeft een bewegingsachterstand en leert dus met moeite motorische kunststukjes zoals een correcte pengreep aan. ‘Op zich is het niet erg dat sommige leerlingen de kleine motoriek later onder de knie krijgen. Maar als dit de norm wordt, dan is er wel een probleem.’

Meyer is van huis uit blokfluitist. Zij ontdekte via de muzieklessen aan kinderen dat de motorische ontwikkeling later op orde is dan ouders en leerkrachten graag zouden willen. ‘Toen ik jaren geleden met mijn blokfluitlessen begon, kon vrijwel elke leerling die in september was gestart, rond 5 december een Sinterklaasliedje spelen. Nu lukt een enkeling dat nog maar.’ Meestal ziet zij kinderen voor het eerst als ze een jaar of 7 zijn. ‘Dan begint het leren schrijven en als dat niet soepel verloopt, krabben de ouders zich achter de oren en vragen zich af hoe dat kan.’

Er zijn verschillende signalen die wijzen op een bewegingsachterstand. Een van de belangrijkste, is dat zo’n kind een meervoudige opdracht moeilijk kan uitvoeren.

‘Dat heeft niets met slimheid te maken,’ zegt Meyer met nadruk. ‘Een minder ontwikkelde motoriek zegt überhaupt niets over intelligentie. Ik heb in mijn praktijk een gymnasiast gehad die zich bewoog als een kind van 3. Maar deze kinderen moeten zich gewoon te veel concentreren op de handeling zelf, zodat ze vergeten welke opdrachten ze daarna nog moeten uitvoeren.’

Rond een jaar of 7, 8 moet de motoriek zodanig in de uiteinden van het lijf zitten, dat veel zaken vanzelf gaan, legt Tina Meyer uit. ‘Een baby beweegt zijn hele lichaam als hij iets wil pakken. Bij een peuter functioneert de motoriek al iets verfijnder: hij beweegt asymmetrisch en kan dus iets pakken met één hand. Maar hij is nog niet in staat bewust met de linkerhand de ene en met de rechterhand de andere handeling te verrichten. Vervolgens wordt de motoriek symmetrisch. Bij kleuters zie je bijvoorbeeld dat ze met twee handen hetzelfde willen doen. In die fase ontwikkelt zich ook een asymmetrische motoriek met een dominante kant. Dan leren kinderen bewust met twee verschillende handen twee verschillende dingen te doen; ze kunnen handbewegingen van elkaar loskoppelen.’

Om de bewegingsachterstand op te heffen geeft Meijer, zoals ze zelf zegt ‘veredelde gymlessen’. ‘Elk kind moet de hele motorische ontwikkeling doorlopen. Eerst moet de motoriek asymmetrisch zijn, vervolgens weer symmetrisch. Daarna verfijnt het spel zich zodat duidelijk wordt wat de dominante kant is. En pas dan is een kind fysiek in staat verschillende dingen tegelijk te doen.’

Nature of nurture?

Over de oorzaken van achterstallige motoriek valt veel te zeggen. Zeker is dat ‘nature en nurture’ – aanleg en opvoeding -? beiden van invloed zijn op de motorische handigheid van een kind. Uit onderzoek blijkt dat de snelheid waarmee de motoriek zich ontwikkelt, afhangt van de fijngevoeligheid van het zenuwstelsel. En die wordt bepaald door genetische factoren. Maar of je de potentiële mogelijkheden van dat zenuwstelsel ook volledig benut, heeft meer te maken met hoe vaak je er gebruik van maakt.

Of, zoals jeugdarts Anneke Bulk-Bunschoten stelt: ‘Hoe en wanneer een kind los gaat lopen, is aangeboren. Maar hoe en wanneer een kind een poppetje natekent, hangt af van oefening.’

Haar eigen kinderen zijn op dat gebied een schoolvoorbeeld. ‘Omdat ik werkte toen zij klein waren, gingen zij twee dagen in de week naar hun oma. En die deed aan fröbelonderwijs: knippen, knutselen, tekenen. Alledrie komen ze uit hetzelfde gezin en kregen ze dus dezelfde stimulans. Toch waren er grote verschillen in hoe ze zich motorisch ontwikkelden.’

Aanleg is dus de basis, maar vaak en veel oefenen zorgt dat je die aanleg volledig uitbuit. En dat kan door knutselen, buitenspelen en andere activiteiten die een beroep doen op de motoriek. Activiteiten die juist minder in zwang raken. Recent onderzoek laat zien dat ook kleine kinderen al gemiddeld tweeënhalf uur per dag tv kijken of computeren.

Volgens Roel de Groot, orthopedagoog en gespecialiseerd in het spel van kinderen, is dat de grootste oorzaak van ontwikkelingsachterstand en gedragsproblemen bij de jeugd. ‘Reken maar uit: als je tweeënhalf uur passief voor de televisie zit, betekent dat tweeënhalf uur minder opvoeding, tweeënhalf uur minder communicatie en evenzoveel uur minder ontdekkend spelen. Verzorgers denken vaak dat het digitale spel goed is voor de fijne motoriek, omdat je leert met een muis om te gaan. Dat is een misverstand. Muisbewegingen zijn schokkerig; je komt vaak bij toeval op de juiste plaats. Het heeft niets te maken met een goede motoriek.’

De Groot stelt dat in die tweedimensionale wereld van televisie en computer bovendien het gevaar schuilt dat kinderen niet goed leren omgaan met de mogelijkheden en gevaren van de echte wereld. ‘Ze hebben slechts een imaginair beeld van de werkelijkheid. Ze moeten hun creativiteit uitleven, maar doen dat op de verkeerde manier. Door de dingen die ze op televisie zien na te doen, bijvoorbeeld. Zo ontstaat vandalisme en criminaliteit.’ Minder spelen betekent dus dat kinderen niet goed leren hoe de wereld om hen heen in elkaar steekt. En dat is niet alleen belangrijk om gevaren op hun merites te kunnen beoordelen, maar ook om je te kunnen oriënteren en ruimte en snelheid goed te kunnen inschatten – vaardigheden die bij rekenen hard nodig zijn. Zoals spelen ook belangrijk is voor de ontwikkeling van sociale vaardigheden, taal en assertiviteit.

Dat computer en televisie deel uitmaken van ons bestaan, is een vaststaand feit. Maar we moeten er wel goed mee omgaan, vindt de pedagoog. ‘Na de industriële revolutie hebben we sprookjes uitgevonden om kinderen te wijzen op gevaren. Ik denk dat het tijd is weer zoiets te bedenken om kinderen duidelijk te maken dat de wereld van de televisie en de computer niets te maken hebben met de echte wereld.’

Marian Schuurmans is het roerend met De Groot eens. ‘Kinderen moeten veel meer lekker buiten bezig zijn. Laat ze maar spelen, het liefst met zand of water. Of geef ze een afwasteiltje, een paar bordjes en bekers en laat ze hun gang gaan. Zet die televisie eens uit en práát met je kinderen.’

Zindelijkheid

Ook zindelijkheid komt in een later stadium voor dan pakweg dertig jaar geleden. Dat is echter geen zorgwekkende ontwikkeling en heeft niets met gemakzucht, vaker televisiekijken of drukkere ouders te maken. Volgens deskundigen is het juist goed dat kinderen er later mee zijn, omdat daardoor minder snel problemen rondom zindelijkheid ontstaan. Zindelijkheid is namelijk bij uitstek een ontwikkelingsstap die vanzelf hoort te gaan. Natuurlijk moeten ouders hun kind als het tweeënhalf, 3 jaar is stimuleren door af en toe de luier af te doen en uit te leggen waar het potje staat. Maar hier bepaalt een kind zijn eigen ritme; gaat het nog niet, dan is er absoluut geen nood aan de man. Geen kind plast voor de lol in zijn broek.

Uit onderzoek blijkt dat in de meeste kleuterklassen het grootste deel van de kinderen (vanaf 4) zindelijk is. Gemiddeld zijn er twee die nog wat problemen hebben, maar dat was twintig jaar geleden ook al zo.

Tips om de motoriek te stimuleren

  • Doe veel Oudhollandse spelletjes zoals sjoelen, ezeltje prik, kegelen. Prima voor de motorische ontwikkeling
  • Laat kinderen vaak buiten spelen
  • Zorg dat er stimulerend speelgoed voorhanden is, maar niet te veel
  • Maak er geen probleem van dat een kind af en toe vies wordt
  • Laat kinderen experimenteren met natuurmaterialen, zoals zand en water
  • Doe veel bal- en behendigheidsspelletjes
  • Beperk passieve activiteiten zoals televisiekijken en computerspelletjes doen
  • Laat kinderen zoveel mogelijk op blote voeten lopen.

Meer informatie: www.motorischetraining.nl.

Foutje gezien? Mail ons. Wij zijn je dankbaar.

Iedere zondagochtend het beste van J/M Ouders in je mailbox 👪

Start je zondag goed met de mooiste verhalen van J/M Ouders.