Redactie
Redactie Emoties 19 jun 2018
Leestijd: 9 minuten

Een leven lang bang

Niet alleen durven slapen. Als de dood zijn voor honden. Ook al lijken het relatief kleine dingen: zo’n angst kan kinderen behoorlijk belemmeren in hun dagelijks leven. Hoewel het vaak voorkomt, wordt extreme angst niet altijd als een ‘stoornis’ herkend, laat staan behandeld. Een gemiste kans, want therapie op jonge leeftijd kan veel leed voorkomen.

Angststoornissen

Ieder kind is wel eens bang. Bang voor het donker, bang voor een monster onder zijn bed of bang voor vuurwerk. Zulke angsten horen bij het kinderleven. Kinderen worden ermee geboren en hebben er bovendien profijt van. De angst voor vreemden die veel baby's tussen een half jaar en negen maanden bevangt, maakt bijvoorbeeld dat er een veilige hechting met de ouders plaatsvindt. De angst voor straf zorgt ervoor dat kinderen zich aanpassen aan de regels. En watervrees voorkomt dat kinderen zich te pas en te onpas in het water storten.

Bij sommige kinderen echter werkt de angst niet beschermend, maar belemmerend. Ze zijn aanhoudend bang voor situaties die helemaal niet gevaarlijk zijn en proberen die te vermijden. Er is dan sprake van abnormale angst of zelfs van een angststoornis. Prof. dr. Susan Bögels, hoogleraar orthopedagogiek aan de Univeristeit van Amsterdam en directeur van het UvA-Virenze Academisch Behandelcentrum voor Ouder en Kind, weet na jaren onderzoek als geen ander hoe een angststoornis het functioneren van kinderen ernstig kan belemmeren. 'Er zijn kinderen die zo bang zijn voor honden dat ze niet meer buiten durven spelen en soms zelfs helemaal niet meer buiten komen. Er zijn kinderen die zó bang zijn om te falen dat ze niet meer naar school durven. En er zijn kinderen die zó bang zijn dat het hele gezin daaronder lijdt. Ze slapen bij vader en moeder in bed en kunnen helemaal niet meer alleen gelaten worden.'

Braaf en meegaand

Het probleem van een marginaal groepje kinderen? Absoluut niet. Volgens Bögels voldoet ruwweg 10 procent van alle kinderen aan de criteria voor een angststoornis. En dat is nog aan de veilige kant geschat, want de meeste onderzoeken geven een percentage van 5 tot maar liefst 20 procent van alle kinderen. Even voor het beeld: dat zijn twee tot zes kinderen in iedere klas van dertig. Angststoornissen zijn daarmee van alle psychische stoornissen in de kindertijd verreweg de meest voorkomende en laten stoornissen als adhd en pdd-nos ver achter zich.

Waarom je er op het schoolplein dan nauwelijks over hoort praten? Waarom veel meer kinderen worden behandeld voor adhd dan voor een angststoornis? Volgens de meeste deskundigen komt dat doordat kinderen die voortdurend bang zijn, hun omgeving nauwelijks tot last zijn. Bögels: 'Angst is een naar binnen gekeerde emotie, die op school en thuis veel minder opvalt dan een gedragsstoornis als adhd. Kinderen die bang zijn, zijn veelal braaf en meegaand en dat is geen gedrag dat bij ouders en leerkrachten direct de alarmbellen doet rinkelen.'

Overprotectie

Dat ouders beter wél op hun hoede zouden zijn voor mogelijke abnormale angsten bij hun kinderen, weten deskundigen. Want niet alleen komen angststoornissen relatief vaak voor, de intensiteit van al die verschillende angsten is de afgelopen vijftig jaar ook nog eens dramatisch toegenomen. Wat voor kinderen van nu namelijk een heel gewoon angstniveau wordt gevonden, was vijftig jaar geleden nog aanleiding voor opname in een psychiatrische kliniek.

Voor een verklaring van die spectaculaire stijging van het angstniveau bij kinderen wijzen de meeste vingers in de richting van een groter gevoel van onveiligheid bij ouders en kinderen in combinatie met het wegvallen van allerlei sociale en gemeenschapsstructuren. Maar vooral: naar de neiging van moderne ouders hun kinderen te veel te willen beschermen. Die overprotectie maakt namelijk dat kinderen nauwelijks ruimte krijgen om fouten te maken, waardoor ze onvoldoende weerbaarheid en veerkracht ontwikkelen.

Typische kinderstoornis

Dat dat bij het ene kind wel tot een angststoornis leidt en bij de meeste andere kinderen niet, kan komen door een aantal factoren. Zo heeft volgens Bögels 10 procent van alle kinderen die worden geboren, om te beginnen al een angstige natuur. Ze zijn in allerlei situaties opvallend angstiger dan andere kinderen en wennen maar langzaam aan nieuwe situaties. Als deze kinderen een kleine traumatische ervaring opdoen, zoals omvergelopen worden door een grote hond, kán dat leiden tot een klassiek geconditioneerde angststoornis. Zeker als hun ouders ook nog eens verkeerd op de angst reageren door mee te gaan in het vermijdingsgedrag.

Maar of het nou door een angstige natuur komt, een traumatische gebeurtenis, overprotectie door de ouders of een combinatie van die dingen, feit is dat kinderen ernstig kunnen lijden onder hun angst. Vaak zelfs levenslang, want uit onderzoek blijkt dat kinderen die met hun angsten doorlopen, veelal opgroeien tot angstige volwassenen. Bögels. 'Volwassenen die angstig zijn, zijn dat meestal al sinds hun kindertijd, aangezien angst een typische kinderstoornis is. Maar omdat ze er al die jaren mee zijn blijven doorlopen, zijn ze de angst als deel van hun persoonlijkheid gaan beschouwen en niet als een stoornis waarvoor behandeling mogelijk is.'

Denken + Doen = Durven

Dat het niet op jonge leeftijd behandelen van de angststoornis een enorme gemiste kans is, blijkt uit onderzoek dat de onderzoeksgroep van Bögels recent deed naar de effectiviteit van een tweetal vormen van therapie: cognitieve gedragstherapie en gezinstherapie. Die eerste therapie blijkt namelijk liefst 80 procent van de kinderen van hun angststoornis af te helpen. Therapie kan dus veel leed voorkomen. En volgens Bögels geldt daarbij: hoe jonger hoe beter. 'Uit ons onderzoek blijkt dat kinderen tussen 8 en 12 jaar de meeste baat hebben bij de behandeling. Daarbij is niet gezegd dat de angsten later niet kunnen terugkomen, maar als kinderen kunnen bogen op een positieve ervaring met therapie, maken ze in geval van nood eerder weer de stap naar een hulpverlener.'

Het onderzoek van Bögels' onderzoeksteam spitste zich toe op een door henzelf ontwikkelde cognitieve gedragstherapie voor kinderen van 8 tot 18 jaar: Denken + Doen = Durven. Een therapie van twaalf sessies volgens een vast protocol, waarbij het naast exposure (de confrontatie aangaan met de angst) vooral draait om cognitieve interventies. Bögels: 'We sporen kinderen aan als een soort detective op zoek te gaan naar bewijzen voor en tegen hun angsten. Een nuchtere aanpak waarvoor kinderen vooral hun verstand moeten gebruiken.' Daarmee onderscheidt de therapie zich volgens haar van de meeste andere – Amerikaanse en Australische – behandelmethoden. 'Die hebben vaak een wat andere toon. Wat meer aanmoedigend: “Je kúnt het!”. Terwijl wij vooral de nieuwsgierigheid van het kind proberen te stimuleren: klopt dat nu echt wat jij denkt?' Dat dat beter werkt dan alleen maar aanmoedigen, blijkt uit een Multi-Center studie, waar behandelcentra van Groningen tot Maastricht aan meededen: drie van de vier kinderen waren genezen van hun belangrijkste angststoornis binnen drie maanden na afloop van de therapie. De rest was, mits zij het protocol hadden afgemaakt, verbeterd. 'En het mooie is dat álle behandelaars in Nederland op dezelfde manier met het protocol aan de slag kunnen. Zij hoeven niet zelf het wiel uit te vinden, maar kunnen gebruik maken van de kennis die wij hebben opgedaan.'

Belangrijkste wapen

Natuurlijk hoeven niet alle kinderen die een tikje schuchter zijn, direct in therapie. Maar een beetje extra aandacht voor mogelijke angsten die je kind in de weg zitten, kan volgens Bögels geen kwaad. Voor ouders die zich zorgen maken, heeft ze een paar tips. 'Probeer in de eerste plaats de communicatie gaande te krijgen. Observeer je kind, volg hem in zijn of haar spel en probeer zo meer informatie te krijgen over wat er in het hoofd van je kind omgaat. En als je kind vertelt over wat hem of haar angstig maakt: neem het serieus en bagatelliseer het niet. Natuurlijk bestaan monsters niet, maar de angst van je kind voor monsters bestaat wél. Als je weet waarvoor hij bang is, kun je vervolgens je kind proberen te verleiden de angst tegemoet te treden. Stapje voor stapje laat je hem de confrontatie met de angst aangaan. Daarbij moet je soms creatief zijn. Een vader uit een van onze oudertrainingen zette bijvoorbeeld een pot snoep in de dakgoot, plantte een ladder tegen het huis en daagde zijn zoon met hoogtevrees uit zelf het snoep te gaan halen. Bekrachtiging is bij zo'n exposure het belangrijkste wapen. Complimenteer je kind voor ieder stapje, voor ieder beetje getoonde moed. Word dus niet boos als je kind met watervrees niet wil zwemmen, maar complimenteer hem dat hij toch maar mooi naast het zwembad een boekje durft te lezen. Vertel daarbij ook eens over je eigen angsten.

Het helpt ook om je zorgen te delen met andere ouders. Bögels: 'Van ouders die we een training bieden bij het Behandelcentrum voor Ouder en Kind, krijgen we steevast te horen dat ze de mogelijkheid om met andere ouders te praten als zeer positief ervaren. Je wordt niet alleen op ideeën gebracht, maar het is ook prettig te merken dat je niet de enige bent met een angstig kind.'

Zoek de kern

Pas als dat allemaal niet helpt, je je gedurende langere tijd echt zorgen maakt en de angst het functioneren van je kind en je gezin belemmert, is het tijd om hulp in te roepen. Een tip daarbij is je eerst goed in te lezen in de materie opdat je een duidelijke hulpvraag kunt formuleren. Probeer bijvoorbeeld naar aanleiding van wetenschappelijke literatuur alvast te ontdekken van wat voor soort angst je kind last heeft en wat de oorzaak zou kunnen zijn. Want hoe sneller je tot de kern van de problemen kunt komen, hoe beter het is.

Waarop letten

Veel voorkomende klachten bij een angststoornis zijn hoofdpijn, buikpijn, slaapproblemen, gebrek aan eetlust en concentratieproblemen. Maar ook: een bang voorgevoel, gevoelens van bezorgdheid, onbehagen, nervositeit, prikkelbaarheid, spanning en onrust.

Verschillende soorten angststoornissen

Gegeneraliseerde angststoornis – Wordt ook wel piekerstoornis genoemd. Het piekeren betreft zaken die horen bij het dagelijks leven en gaat gepaard met bange voorgevoelens, somberheid, overbezorgdheid, gejaagdheid en rusteloosheid.

Fobie – Een fobie is een gerichte angst voor bepaalde dingen, dieren of situaties. Die angst kan gepaard gaan met heftige lichamelijke verschijnselen en paniekgevoelens waardoor vermijdingsgedrag in de hand wordt gewerkt. Er zijn verschillende soorten fobieën, zoals enkelvoudige fobieën (bijvoorbeeld hoogtevrees, vliegangst, claustrofobie, angst voor de tandarts of voor spinnen of muizen), sociale fobieën (extreme verlegenheid, angst om vreemd gevonden te worden en af te gaan, angst om bijvoorbeeld te telefoneren of mensen aan te kijken) en straatvrees (bang om naar buiten te gaan).

Dwangstoornis – Hierbij kan het gaan om obsessies (dwanggedachten) en compulsies (dwanghandelingen). Bij obsessies is er sprake van nare negatieve gedachten die verlammend kunnen werken. Bij compulsies gaat het om bepaalde handelingen, die steeds uitgevoerd moeten worden.

Posttraumatische stressstoornis – Een ernstige gebeurtenis zorgt voor constante gespannenheid en herbeleving van de nare gebeurtenis, bijvoorbeeld in dromen. Vermijdingsgedrag komt hierbij ook vaak voor.

Meer informatie:

www.denkendoendurven.nl
www.uva-virenze.nl
www.sociale-ontwikkeling.nl (onderzoek naar angst bij babies)
www.adfstichting.nl (Angst, Dwang en Fobie Stichting)

Foutje gezien? Mail ons. Wij zijn je dankbaar.

Iedere zondagochtend het beste van J/M Ouders in je mailbox 👪

Start je zondag goed met de mooiste verhalen van J/M Ouders.